PUBLICATIES
WAARVAN AKTE De juf is een mzungu Schoolvoorbeelden De bril van de leraar
Jozef Vos en Jos van der Linden
Geschiedenis van de MO-opleidingen 1912-1987.
Koninklijke Van Gorcum 2004
Uit het voorwoord:
‘De MO-lerarenopleiding kent een weinig spectaculaire geschiedenis. Ze heeft geen onderwijskundige revoluties ontketend, er zijn geen kabinetten over gevallen en in financieel opzicht maakte ze aanspraak op slechts een fractie van de onderwijsbegroting. De cursisten toonden zich doorgaans bescheiden en harde werkers, die na het behalen van hun akte bijna geruisloos hun weg vonden in het voortgezet onderwijs. De MO-opleidingen opereerden, vooral ook door hun deeltijdkarakter en hun functionele eenvoud, in de marge van het onderwijsbestel. Toch mag hun strategisch belang niet worden onderschat.
Sinds de Middelbaar Onderwijswet van 1863 waren er twee wegen naar het leraarschap: de universiteit en het staatsexamen voor de bevoegdheid tot het geven van les in het middelbaar onderwijs, de zogenaamde MO-akte. Omdat het gemis aan een systematische voorbereiding op het zware MO-examen steeds nadrukkelijker werd gevoeld, stichtten particuliere instanties vanaf 1912 MO-opleidingen, die gelegenheid boden tot het volgen van betrekkelijk goedkope deeltijdcursussen. Hiervan werd vooral gebruik gemaakt door onderwijzers werkzaam in het lager onderwijs.
Gedurende een groot deel van hun bestaan van 1912 tot 1987 leverden de MO-opleidingen bijna de helft van de docenten in het voortgezet onderwijs. Daarmee bepaalden ze mede het beeld en de betekenis van het leraarschap en van het sterk expanderende onderwijs in de twintigste eeuw, en dat zeker niet alleen in kwantitatief opzicht. De geschiedenis van de MO-opleidingen toont een nauwe samenhang tussen de aard van de opleiding en de praktijk van het leraarschap. De vakwetenschappelijke oriëntatie van de MO-opleidingen, waaraan aktebezitters hun professionele status ontleenden, correspondeerde immers met het gangbare, kennisgerichte onderwijs op de middelbare school van vóór de invoering van de Mammoetwet in 1968. In de loop van de twintigste eeuw bekritiseerden pedagogen en didactici dit onderwijs in toenemende mate als ‘intellectualistisch’ en eenzijdig gericht op de overdracht van kennis en wel op een wijze die geen enkele rekening hield met de nog in ontwikkeling zijnde affectieve en receptieve vermogens van de leerling. De discussie over de doelstellingen van het voortgezet onderwijs had uiteraard consequenties voor de opvattingen over de gewenste voorbereiding van de leerkrachten op hun taak. Onderwijsvernieuwers pleitten dan ook voor de vervanging van de wetenschappelijke georiënteerde vakopleiding door een pedagogisch-didactisch gerichte beroepsopleiding. De traditionele, autonoom opererende vakleerkrachten dienden te worden afgelost door dienstvaardige begeleiders van planmatige leerprocessen. Tegen deze achtergrond werden de MO-opleidingen door de critici aangeklaagd als bolwerken van onderwijskundig conservatisme. De incorporatie van deze visie in het gouvernementele onderwijs¬beleid luidde het einde van de MO-opleidingen in. Vanaf 1987 zouden ze opgaan in de educatieve faculteiten van de scholen voor HBO.’
Een van de acht MO-instituten was de sinds 1916 in Utrecht gevestigde stichting COCMA, de Centrale Opleidingscursussen voor MO-Akten. Na haar opheffing in 1998 bestond alleen nog de Stichting Onderwijsfonds COCMA. En voor haar was de opheffing een gerede aanleiding voor een terugblik: wat was de historische plaats en betekenis van de MO-instituten en hoe was het mogelijk dat deze toch zo succesvolle lerarenopleidingen waren verdwenen? Merkwaardigerwijs was tot op dat moment de geschiedenis de MO-opleidingen nagenoeg terra incognita. Bekende onderwijsgeschiedenissen zoals De geschiedenis van de school in Nederland van Boekholt en de Booy uit 1987 of Piet De Rooys sterk persoonlijk gekleurde Een geschiedenis van het onderwijs in Nederland uit 2018 besteden er hooguit zeer zijdelings enige aandacht aan. De historici Vos en Van der Linden schreven zo gezien een uniek overzicht, bestaande uit een feitelijk verhaal, gelardeerd met terugblikken van individuele cursisten.